Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Algemene douanewet

 

Artikel 1 7
1
Afdeling 2.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
a
Communautair douanewetboek: verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302);
b
toepassingsverordening Communautair douanewetboek: verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 253);
2
Voor de toepassing van de bepalingen gesteld bij of krachtens deze wet blijft de afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing.
a
interregionaal recht,
b
het Koninkrijk verbindende verdragen en
c
in al hun onderdelen verbindende besluiten van bij zodanige verdragen opgerichte volkenrechtelijke organisaties, voorzover deze verplichtingen betrekking hebben op het douanetoezicht op, dan wel op de douanecontrole van, goederen en het goederenverkeer en voorts onderwerpen betreffen die vallen onder de reikwijdte van een of meer regelingen als bedoeld in de bijlage bij deze wet.
3
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter uitwerking van regelingen van internationaal recht tot het verlenen van wederzijdse administratieve bijstand.
4
Onze Minister wie het aangaat, kan bevoegdheden, welke hem ingevolge het gestelde bij de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur toekomen, in een bij of krachtens die maatregel te bepalen omvang, aan het bestuur van een bedrijfslichaam dan wel zelfstandig bestuursorgaan overdragen en ten aanzien van de uitvoering ervan regels stellen.
5
Onze Minister van Financiën sluit met Onze Ministers wie het mede aangaat convenanten aangaande de kwantitatieve en kwalitatieve inzet van de functionarissen die ressorteren onder de rijksbelastingdienst met betrekking tot de douanecontrole van het bepaalde bij of krachtens een communautair of ander wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlage bij deze wet.

Artikel 1 7
Deze wet is van toepassing op het grondgebied van Nederland met inbegrip van zijn luchtruim, zijn maritieme binnenwateren en territoriale zee, en elk gebied buiten deze territoriale zee waarin Nederland, in overeenstemming met het internationale recht, jurisdictie of soevereine rechten uitoefent met betrekking tot de zeebodem, de ondergrond daarvan, het bovenliggende water en luchtruim.

Artikel 1 7
1
Afdeling 2.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
a
Communautair douanewetboek: verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302);
b
toepassingsverordening Communautair douanewetboek: verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 253);
c
inspecteur of ontvanger: functionaris die met de toepassing van deze wet is belast en als zodanig bij regeling van Onze Minister van Financiën, in voorkomend geval, in overeenstemming met Onze Minister wie het mede aangaat, is aangewezen;
d
douaneautoriteiten, bevoegde autoriteiten of douanediensten van de lidstaten: de inspecteur of ontvanger;
e
goederen: alle zaken die kunnen worden ingedeeld in het douanetarief;
f
rechten bij invoer: zowel rechten bij invoer als invoerrechten;
g
verzoeker: aanvrager, bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht.
2
Voor de toepassing van de bepalingen gesteld bij of krachtens deze wet blijft de afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing.
3
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter uitwerking van regelingen van internationaal recht tot het verlenen van wederzijdse administratieve bijstand.
a
indien het een aanwijzing betreft ter zake van taken in het kader van de Wet tot behoud van cultuurbezit of de Wet vervoer over zee, de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 1:30, 1:36 en 1:37;
b
indien het een aanwijzing betreft ter zake van andere taken dan bedoeld in onderdeel a, de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 1:26, 1:28, 1:30, 1:36 en 1:37;
c
de bevoegdheid, bedoeld in artikel 1:23, indien de plaats een woning betreft.
4
Onze Minister wie het aangaat, kan bevoegdheden, welke hem ingevolge het gestelde bij de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur toekomen, in een bij of krachtens die maatregel te bepalen omvang, aan het bestuur van een bedrijfslichaam dan wel zelfstandig bestuursorgaan overdragen en ten aanzien van de uitvoering ervan regels stellen.
5
Onze Minister van Financiën sluit met Onze Ministers wie het mede aangaat convenanten aangaande de kwantitatieve en kwalitatieve inzet van de functionarissen die ressorteren onder de rijksbelastingdienst met betrekking tot de douanecontrole van het bepaalde bij of krachtens een communautair of ander wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlage bij deze wet.
6
Hetgeen in deze wet en de daarop rustende bepalingen is bepaald ten aanzien van de rechten bij invoer, is van overeenkomstige toepassing op de rechten bij uitvoer, tenzij anders is bepaald.
7
Indien in het Communautair douanewetboek dan wel de toepassingsverordening Communautair douanewetboek bevoegdheden zijn opgedragen aan de lidstaten worden die bevoegdheden uitgeoefend door de inspecteur onderscheidenlijk de ontvanger. Hiervan kan worden afgeweken bij of krachtens deze wet.

Artikel 1 7
1
Afdeling 2.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2
Voor de toepassing van de bepalingen gesteld bij of krachtens deze wet blijft de afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing.
3
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter uitwerking van regelingen van internationaal recht tot het verlenen van wederzijdse administratieve bijstand.
4
Onze Minister wie het aangaat, kan bevoegdheden, welke hem ingevolge het gestelde bij de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur toekomen, in een bij of krachtens die maatregel te bepalen omvang, aan het bestuur van een bedrijfslichaam dan wel zelfstandig bestuursorgaan overdragen en ten aanzien van de uitvoering ervan regels stellen.

Artikel 1 7
Bij de toepassing van de bepalingen bij of krachtens deze wet ingevolge artikel 1:1, tweede tot en met vijfde lid, zijn de bepalingen van Titel I, Titel II, hoofdstukken 1 en 2, afdeling 1, Titel VIII en Titel IX, hoofdstuk 2, van het Communautair douanewetboek en Deel I, Titels I tot en met IV, hoofdstuk 1, van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek van overeenkomstige toepassing.

Artikel 1 7
1
Afdeling 2.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2
Voor de toepassing van de bepalingen gesteld bij of krachtens deze wet blijft de afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing.

Artikel 1 7
Waar een persoon woont dan wel is gevestigd, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.
Afdeling 1.2. Doverse algemene bepalingen betreffende met name rechten en verplichtingen van personen
Paragraaf 1.2.1. Vertegenwoordiging

Artikel 1 17
De artikelen 2:1 en 2:2 van de Algemene wet bestuursrecht zijn alleen van toepassing in geval van het instellen van bezwaar en de daarbij behorende procedure.

Artikel 1 17
1
Na iemands overlijden kunnen zijn rechtverkrijgenden onder algemene titel in het uitoefenen van de bevoegdheden en in het nakomen van de verplichtingen, welke de overledene zou hebben gehad, ware hij in leven gebleven, worden vertegenwoordigd door een hunner, de executeur, de door de rechter benoemde vereffenaar van de nalatenschap of de bewindvoerder over de nalatenschap. Op vordering van de inspecteur is ieder der in dit lid genoemde personen tot nakoming van die verplichtingen gehouden.
2
Stukken betreffende de aangelegenheden van de overledene kunnen worden gericht aan een van de in het eerste lid genoemde personen.
3
Aan de douane-expediteur wiens toelating is ingetrokken, wordt, behoudens in bijzondere gevallen, een nieuwe toelating niet verleend voordat vijf jaren sedert de intrekking zijn verlopen.

Artikel 1 17
Van de mogelijkheid om bij het doen van een douaneaangifte als indirecte vertegenwoordiger op te treden als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het Communautair douanewetboek kan slechts gebruik worden gemaakt door een douane-expediteur als bedoeld in artikel 1:9. Hij dient daartoe schriftelijk door zijn opdrachtgever te zijn gemachtigd.

Artikel 1 17
De douane-expediteur is gehouden aan zijn opdrachtgever een factuur te verstrekken waarin ten behoeve van deze laatste aan het Rijk betaalde rechten bij invoer, andere belastingen, heffingen, retributies, dan wel rente, interest, kosten en bestuurlijke boeten voorzover aan zijn opdrachtgever te wijten, afzonderlijk zijn omschreven.

Artikel 1 17
1
Na iemands overlijden kunnen zijn rechtverkrijgenden onder algemene titel in het uitoefenen van de bevoegdheden en in het nakomen van de verplichtingen, welke de overledene zou hebben gehad, ware hij in leven gebleven, worden vertegenwoordigd door een hunner, de executeur, de door de rechter benoemde vereffenaar van de nalatenschap of de bewindvoerder over de nalatenschap. Op vordering van de inspecteur is ieder der in dit lid genoemde personen tot nakoming van die verplichtingen gehouden.
2
Stukken betreffende de aangelegenheden van de overledene kunnen worden gericht aan een van de in het eerste lid genoemde personen.

Artikel 1 17
1
Na iemands overlijden kunnen zijn rechtverkrijgenden onder algemene titel in het uitoefenen van de bevoegdheden en in het nakomen van de verplichtingen, welke de overledene zou hebben gehad, ware hij in leven gebleven, worden vertegenwoordigd door een hunner, de executeur, de door de rechter benoemde vereffenaar van de nalatenschap of de bewindvoerder over de nalatenschap. Op vordering van de inspecteur is ieder der in dit lid genoemde personen tot nakoming van die verplichtingen gehouden.
2
Stukken betreffende de aangelegenheden van de overledene kunnen worden gericht aan een van de in het eerste lid genoemde personen.
3
Aan de douane-expediteur wiens toelating is ingetrokken, wordt, behoudens in bijzondere gevallen, een nieuwe toelating niet verleend voordat vijf jaren sedert de intrekking zijn verlopen.

Artikel 1 17
De bevoegdheden van een persoon, anders dan een natuurlijk persoon, kunnen worden uitgeoefend en zijn verplichtingen kunnen worden nagekomen door iedere bestuurder.

Artikel 1 17
1
Na iemands overlijden kunnen zijn rechtverkrijgenden onder algemene titel in het uitoefenen van de bevoegdheden en in het nakomen van de verplichtingen, welke de overledene zou hebben gehad, ware hij in leven gebleven, worden vertegenwoordigd door een hunner, de executeur, de door de rechter benoemde vereffenaar van de nalatenschap of de bewindvoerder over de nalatenschap. Op vordering van de inspecteur is ieder der in dit lid genoemde personen tot nakoming van die verplichtingen gehouden.
2
Stukken betreffende de aangelegenheden van de overledene kunnen worden gericht aan een van de in het eerste lid genoemde personen.

Artikel 1 17
1
Na iemands overlijden kunnen zijn rechtverkrijgenden onder algemene titel in het uitoefenen van de bevoegdheden en in het nakomen van de verplichtingen, welke de overledene zou hebben gehad, ware hij in leven gebleven, worden vertegenwoordigd door een hunner, de executeur, de door de rechter benoemde vereffenaar van de nalatenschap of de bewindvoerder over de nalatenschap. Op vordering van de inspecteur is ieder der in dit lid genoemde personen tot nakoming van die verplichtingen gehouden.
2
Stukken betreffende de aangelegenheden van de overledene kunnen worden gericht aan een van de in het eerste lid genoemde personen.

Artikel 1 17
Deze paragraaf is niet van toepassing op strafvordering.
Paragraaf 1.2.2. Beschikkingen

Artikel 1 18
1
Een beschikking als bedoeld in artikel 4, aanhef en onder 5, van het Communautair douanewetboek wordt gelijkgesteld met een beschikking als bedoeld in artikel 1:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2
De toestemming gegeven door de ambtenaar, bedoeld in artikel 1:28, zesde lid, wordt aangemerkt als een beschikking genomen door de inspecteur.
3
Het doen van aangifte is geen aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
4
Artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
5
In afwijking van artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de bekendmaking dan wel kennisgeving van beschikkingen op mondelinge verzoeken mondeling aan de verzoeker geschieden.
6
Artikel 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht is alleen van toepassing op schriftelijk genomen beschikkingen, niet zijnde een bindende inlichting.
7
Afdeling 3.7 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op schriftelijk genomen beschikkingen waarbij verzoeken niet worden ingewilligd of die ongunstige gevolgen hebben voor de personen tot wie zij zijn gericht.
8
Artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
9
Onverminderd artikel 2 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek is artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing indien een verzoek om een bindende tariefinlichting of een bindende oorsprongsinlichting dan wel een verzoek om terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer is ingediend.
10
Artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is slechts van toepassing indien de inspecteur in redelijkheid niet kan voldoen aan de hem ingevolge artikel 2 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek opgelegde verplichting.
11
Afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op beschikkingen die niet-schriftelijk worden genomen of die het gevolg zijn van het doen van een aangifte.
12
Artikel 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
13
Artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing indien een verzoek om een bindende tariefinlichting of een bindende oorsprongsinlichting is ingediend.
Paragraaf 1.2.3. Kosten ambtelijke werkzaamheden

Artikel 1 19
1
Bij algemene maatregel van bestuur worden de gevallen vastgesteld waarin de belanghebbende ter zake van het verrichten van werkzaamheden kosten aan het Rijk is verschuldigd.
2
Bij regeling van Onze Minister van Financiën wordt het tarief van kosten die verschuldigd zijn krachtens het eerste lid, vastgesteld.
3
Het tarief wordt zodanig vastgesteld dat de verschuldigde kosten de werkelijke kosten zoveel mogelijk benaderen.
4
De inspecteur stelt het bedrag van de door belanghebbende verschuldigde kosten vast.
Paragraaf 1.2.4. Overige bepalingen inzake douanetoezicht en douanecontrole

Artikel 1 37
Deze paragraaf is van toepassing op douanetoezicht of douanecontrole op de voet van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

Artikel 1 37
De inspecteur maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voorzover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

Artikel 1 37
1
Vervoermiddelen, kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om tot het nakomen van de op grond van artikel 1:27, eerste lid, genomen dwangmaatregelen te verijdelen, zomede alle andere voorwerpen, kennelijk bestemd om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om een vervoermiddel tot een van de hiervoor omschreven doeleinden in te richten of toe te rusten, worden in beslag genomen.
2
Tot inbeslagneming krachtens het eerste lid zijn, behalve de inspecteur, bevoegd de bij of ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen.
3
Van de inbeslagneming en van de gronden daartoe doet de inspecteur zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan degene op wie de inbeslagneming heeft plaatsgehad. In geval van inbeslagneming op onbekende personen geschiedt die mededeling in het openbaar volgens bij regeling van Onze Minister van Financiën te stellen regels.

Artikel 1 37
1
Vervoermiddelen, kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om tot het nakomen van de op grond van artikel 1:27, eerste lid, genomen dwangmaatregelen te verijdelen, zomede alle andere voorwerpen, kennelijk bestemd om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om een vervoermiddel tot een van de hiervoor omschreven doeleinden in te richten of toe te rusten, worden in beslag genomen.
2
Tot inbeslagneming krachtens het eerste lid zijn, behalve de inspecteur, bevoegd de bij of ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen.
3
Van de inbeslagneming en van de gronden daartoe doet de inspecteur zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan degene op wie de inbeslagneming heeft plaatsgehad. In geval van inbeslagneming op onbekende personen geschiedt die mededeling in het openbaar volgens bij regeling van Onze Minister van Financiën te stellen regels.
4
Krachtens het eerste lid in beslag genomen vervoermiddelen en voorwerpen vervallen zonder rechtsvervolging aan de staat, tenzij bij een rechterlijke beslissing als bedoeld in het zesde lid de inbeslagneming niet wordt gehandhaafd.
5
De belanghebbende bij het in beslag genomen vervoermiddel of voorwerp kan binnen een maand na de mededeling omtrent de inbeslagneming bij de rechtbank van het arrondissement binnen hetwelk de inbeslagneming heeft plaatsgehad, daartegen hetzij in persoon, hetzij door een gemachtigde een met redenen omkleed klaagschrift indienen.

Artikel 1 37
1
Vervoermiddelen, kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om tot het nakomen van de op grond van artikel 1:27, eerste lid, genomen dwangmaatregelen te verijdelen, zomede alle andere voorwerpen, kennelijk bestemd om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om een vervoermiddel tot een van de hiervoor omschreven doeleinden in te richten of toe te rusten, worden in beslag genomen.
2
Tot inbeslagneming krachtens het eerste lid zijn, behalve de inspecteur, bevoegd de bij of ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen.
3
Van de inbeslagneming en van de gronden daartoe doet de inspecteur zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan degene op wie de inbeslagneming heeft plaatsgehad. In geval van inbeslagneming op onbekende personen geschiedt die mededeling in het openbaar volgens bij regeling van Onze Minister van Financiën te stellen regels.
4
Krachtens het eerste lid in beslag genomen vervoermiddelen en voorwerpen vervallen zonder rechtsvervolging aan de staat, tenzij bij een rechterlijke beslissing als bedoeld in het zesde lid de inbeslagneming niet wordt gehandhaafd.
5
De belanghebbende bij het in beslag genomen vervoermiddel of voorwerp kan binnen een maand na de mededeling omtrent de inbeslagneming bij de rechtbank van het arrondissement binnen hetwelk de inbeslagneming heeft plaatsgehad, daartegen hetzij in persoon, hetzij door een gemachtigde een met redenen omkleed klaagschrift indienen.

Artikel 1 37
1
Vervoermiddelen, kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om tot het nakomen van de op grond van artikel 1:27, eerste lid, genomen dwangmaatregelen te verijdelen, zomede alle andere voorwerpen, kennelijk bestemd om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om een vervoermiddel tot een van de hiervoor omschreven doeleinden in te richten of toe te rusten, worden in beslag genomen.
2
Tot inbeslagneming krachtens het eerste lid zijn, behalve de inspecteur, bevoegd de bij of ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen.
3
Van de inbeslagneming en van de gronden daartoe doet de inspecteur zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan degene op wie de inbeslagneming heeft plaatsgehad. In geval van inbeslagneming op onbekende personen geschiedt die mededeling in het openbaar volgens bij regeling van Onze Minister van Financiën te stellen regels.
4
Krachtens het eerste lid in beslag genomen vervoermiddelen en voorwerpen vervallen zonder rechtsvervolging aan de staat, tenzij bij een rechterlijke beslissing als bedoeld in het zesde lid de inbeslagneming niet wordt gehandhaafd.

Artikel 1 37
1
Vervoermiddelen, kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om tot het nakomen van de op grond van artikel 1:27, eerste lid, genomen dwangmaatregelen te verijdelen, zomede alle andere voorwerpen, kennelijk bestemd om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om een vervoermiddel tot een van de hiervoor omschreven doeleinden in te richten of toe te rusten, worden in beslag genomen.
a
op de rechten en verplichtingen voortvloeiend uit het bepaalde bij of krachtens:
? ten aanzien waarvan ingevolge het bepaalde bij of krachtens de in artikel 1:1, eerste lid, bedoelde regelingen een beschikking is genomen;
? die erkend zijn als grensinspectiepost als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel g, van richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PbEG L 24, 1998);
? die een goedgekeurde plaats van inspectie zijn als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van richtlijn 2004/103/EG van de Commissie van 7 oktober 2004 betreffende de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles van in deel B van bijlage V bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen, die kunnen worden uitgevoerd op een andere plaats dan de plaats van binnenkomst in de Gemeenschap of op een dichtbijgelegen plaats en tot vaststelling van de eisen met betrekking tot deze controles (PbEU L 313);
b
gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen alwaar zich goederen bevinden:
? ten aanzien waarvan ingevolge het bepaalde bij of krachtens de in artikel 1:1, eerste lid, bedoelde regelingen een beschikking is genomen;
? waarvoor een invoer- of uitvoervergunning is afgegeven, dan wel waarvoor een dergelijke vergunning is aangevraagd;
c
spoorwegemplacementen, plaatsen voor distributie en overslag voor goederen die over de weg worden vervoerd, havens, haventerreinen, luchthavens en luchtvaartterreinen;
d
vervoermiddelen en de op of in die vervoermiddelen aanwezige woningen.
2
Onder controle in de zin van het eerste lid wordt mede verstaan doorzoeking.

Artikel 1 37
1
Vervoermiddelen, kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om tot het nakomen van de op grond van artikel 1:27, eerste lid, genomen dwangmaatregelen te verijdelen, zomede alle andere voorwerpen, kennelijk bestemd om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om een vervoermiddel tot een van de hiervoor omschreven doeleinden in te richten of toe te rusten, worden in beslag genomen.
2
Tot inbeslagneming krachtens het eerste lid zijn, behalve de inspecteur, bevoegd de bij of ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen.

Artikel 1 37
1
Vervoermiddelen, kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om tot het nakomen van de op grond van artikel 1:27, eerste lid, genomen dwangmaatregelen te verijdelen, zomede alle andere voorwerpen, kennelijk bestemd om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om een vervoermiddel tot een van de hiervoor omschreven doeleinden in te richten of toe te rusten, worden in beslag genomen.
2
Tot inbeslagneming krachtens het eerste lid zijn, behalve de inspecteur, bevoegd de bij of ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen.
3
Van de inbeslagneming en van de gronden daartoe doet de inspecteur zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan degene op wie de inbeslagneming heeft plaatsgehad. In geval van inbeslagneming op onbekende personen geschiedt die mededeling in het openbaar volgens bij regeling van Onze Minister van Financiën te stellen regels.
4
Krachtens het eerste lid in beslag genomen vervoermiddelen en voorwerpen vervallen zonder rechtsvervolging aan de staat, tenzij bij een rechterlijke beslissing als bedoeld in het zesde lid de inbeslagneming niet wordt gehandhaafd.
5
De belanghebbende bij het in beslag genomen vervoermiddel of voorwerp kan binnen een maand na de mededeling omtrent de inbeslagneming bij de rechtbank van het arrondissement binnen hetwelk de inbeslagneming heeft plaatsgehad, daartegen hetzij in persoon, hetzij door een gemachtigde een met redenen omkleed klaagschrift indienen.
a
het onderzoek aan de kleding; het onderzoek aan de kleding omvat het betasten van de kleding, het nauwkeurig onderzoek van de hoofdbedekking en het schoeisel;
b
het verwijderen van de bovenkleding, teneinde deze aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen;
c
het uitwendig en inwendig schouwen van de holten van het bovenlichaam, zonodig met de daartoe benodigde ontkleding;
d
het geheel ontkleden en het uitwendig schouwen van het lichaam;
e
het onderzoek van het onderlichaam; onder onderzoek van het onderlichaam wordt verstaan het uitwendig schouwen van de openingen en holten van het onderlichaam; het uitwendig schouwen van de openingen en holten van het onderlichaam wordt verricht door een arts of, in diens opdracht, door een verpleegkundige.
6
De rechtbank behandelt het klaagschrift op de voet van het bepaalde in artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering, met dien verstande, dat ook de inspecteur in de gelegenheid wordt gesteld tijdens de behandeling te worden gehoord en hem, zo hij voor de behandeling is verschenen, tijdig tevoren door de griffier schriftelijk mededeling van de dag der uitspraak wordt gedaan.
7
Artikel 552d van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
8
Onze Minister van Financiën is bevoegd in bijzondere gevallen de aan de staat vervallen vervoermiddelen en voorwerpen onder door hem te stellen voorwaarden aan de eigenaar terug te geven.

Artikel 1 37
Onze Minister van Financiën is bevoegd, na overleg met Onze Minister wie het mede aangaat, te bepalen, dat in het belang van controle en onderzoek op openbare land- en waterwegen versperringen worden aangebracht.

Artikel 1 37
1
Vervoermiddelen, kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om tot het nakomen van de op grond van artikel 1:27, eerste lid, genomen dwangmaatregelen te verijdelen, zomede alle andere voorwerpen, kennelijk bestemd om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om een vervoermiddel tot een van de hiervoor omschreven doeleinden in te richten of toe te rusten, worden in beslag genomen.
2
Tot inbeslagneming krachtens het eerste lid zijn, behalve de inspecteur, bevoegd de bij of ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen.
3
Van de inbeslagneming en van de gronden daartoe doet de inspecteur zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan degene op wie de inbeslagneming heeft plaatsgehad. In geval van inbeslagneming op onbekende personen geschiedt die mededeling in het openbaar volgens bij regeling van Onze Minister van Financiën te stellen regels.
4
Krachtens het eerste lid in beslag genomen vervoermiddelen en voorwerpen vervallen zonder rechtsvervolging aan de staat, tenzij bij een rechterlijke beslissing als bedoeld in het zesde lid de inbeslagneming niet wordt gehandhaafd.
5
De belanghebbende bij het in beslag genomen vervoermiddel of voorwerp kan binnen een maand na de mededeling omtrent de inbeslagneming bij de rechtbank van het arrondissement binnen hetwelk de inbeslagneming heeft plaatsgehad, daartegen hetzij in persoon, hetzij door een gemachtigde een met redenen omkleed klaagschrift indienen.
6
De rechtbank behandelt het klaagschrift op de voet van het bepaalde in artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering, met dien verstande, dat ook de inspecteur in de gelegenheid wordt gesteld tijdens de behandeling te worden gehoord en hem, zo hij voor de behandeling is verschenen, tijdig tevoren door de griffier schriftelijk mededeling van de dag der uitspraak wordt gedaan.

Artikel 1 37
1
Vervoermiddelen, kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om tot het nakomen van de op grond van artikel 1:27, eerste lid, genomen dwangmaatregelen te verijdelen, zomede alle andere voorwerpen, kennelijk bestemd om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om een vervoermiddel tot een van de hiervoor omschreven doeleinden in te richten of toe te rusten, worden in beslag genomen.
2
Tot inbeslagneming krachtens het eerste lid zijn, behalve de inspecteur, bevoegd de bij of ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen.

Artikel 1 37
1
Vervoermiddelen, kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om tot het nakomen van de op grond van artikel 1:27, eerste lid, genomen dwangmaatregelen te verijdelen, zomede alle andere voorwerpen, kennelijk bestemd om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om een vervoermiddel tot een van de hiervoor omschreven doeleinden in te richten of toe te rusten, worden in beslag genomen.
a
op de rechten en verplichtingen voortvloeiend uit het bepaalde bij of krachtens:
1
de in artikel 1:1 bedoelde regelingen;
2
deze wet;
b
op overige van belang zijnde gegevens voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens:
1
de in artikel 1:1 bedoelde regelingen;
2
deze wet.
2
Tot inbeslagneming krachtens het eerste lid zijn, behalve de inspecteur, bevoegd de bij of ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen.
3
Van de inbeslagneming en van de gronden daartoe doet de inspecteur zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan degene op wie de inbeslagneming heeft plaatsgehad. In geval van inbeslagneming op onbekende personen geschiedt die mededeling in het openbaar volgens bij regeling van Onze Minister van Financiën te stellen regels.

Artikel 1 37
1
Vervoermiddelen, kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om tot het nakomen van de op grond van artikel 1:27, eerste lid, genomen dwangmaatregelen te verijdelen, zomede alle andere voorwerpen, kennelijk bestemd om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om een vervoermiddel tot een van de hiervoor omschreven doeleinden in te richten of toe te rusten, worden in beslag genomen.
2
Tot inbeslagneming krachtens het eerste lid zijn, behalve de inspecteur, bevoegd de bij of ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen.
3
Van de inbeslagneming en van de gronden daartoe doet de inspecteur zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan degene op wie de inbeslagneming heeft plaatsgehad. In geval van inbeslagneming op onbekende personen geschiedt die mededeling in het openbaar volgens bij regeling van Onze Minister van Financiën te stellen regels.
4
Krachtens het eerste lid in beslag genomen vervoermiddelen en voorwerpen vervallen zonder rechtsvervolging aan de staat, tenzij bij een rechterlijke beslissing als bedoeld in het zesde lid de inbeslagneming niet wordt gehandhaafd.

Artikel 1 37
Een ieder die de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt, is, indien dit voor de toepassing van de bij of krachtens de in artikel 1:1 bedoelde regelingen of de bij of krachtens deze wet vastgestelde bepalingen te zijnen aanzien van belang kan zijn, verplicht op vordering van de inspecteur terstond een identificatiebewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden.

Artikel 1 37
Bij verificatie van een aangifte worden de resultaten van het onderzoek van de goederen geacht overeen te komen met de aangifte indien de bevonden verschillen blijven binnen de spelingen die daartoe bij regeling van Onze Minister van Financiën zijn vastgesteld.

Artikel 1 37
1
Vervoermiddelen, kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om tot het nakomen van de op grond van artikel 1:27, eerste lid, genomen dwangmaatregelen te verijdelen, zomede alle andere voorwerpen, kennelijk bestemd om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om een vervoermiddel tot een van de hiervoor omschreven doeleinden in te richten of toe te rusten, worden in beslag genomen.
2
Tot inbeslagneming krachtens het eerste lid zijn, behalve de inspecteur, bevoegd de bij of ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen.

Artikel 1 37
1
Vervoermiddelen, kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om tot het nakomen van de op grond van artikel 1:27, eerste lid, genomen dwangmaatregelen te verijdelen, zomede alle andere voorwerpen, kennelijk bestemd om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken of om een vervoermiddel tot een van de hiervoor omschreven doeleinden in te richten of toe te rusten, worden in beslag genomen.
2
Tot inbeslagneming krachtens het eerste lid zijn, behalve de inspecteur, bevoegd de bij of ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen.
3
Van de inbeslagneming en van de gronden daartoe doet de inspecteur zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan degene op wie de inbeslagneming heeft plaatsgehad. In geval van inbeslagneming op onbekende personen geschiedt die mededeling in het openbaar volgens bij regeling van Onze Minister van Financiën te stellen regels.
4
Krachtens het eerste lid in beslag genomen vervoermiddelen en voorwerpen vervallen zonder rechtsvervolging aan de staat, tenzij bij een rechterlijke beslissing als bedoeld in het zesde lid de inbeslagneming niet wordt gehandhaafd.
5
De belanghebbende bij het in beslag genomen vervoermiddel of voorwerp kan binnen een maand na de mededeling omtrent de inbeslagneming bij de rechtbank van het arrondissement binnen hetwelk de inbeslagneming heeft plaatsgehad, daartegen hetzij in persoon, hetzij door een gemachtigde een met redenen omkleed klaagschrift indienen.
6
De rechtbank behandelt het klaagschrift op de voet van het bepaalde in artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering, met dien verstande, dat ook de inspecteur in de gelegenheid wordt gesteld tijdens de behandeling te worden gehoord en hem, zo hij voor de behandeling is verschenen, tijdig tevoren door de griffier schriftelijk mededeling van de dag der uitspraak wordt gedaan.
7
Artikel 552d van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
8
Onze Minister van Financiën is bevoegd in bijzondere gevallen de aan de staat vervallen vervoermiddelen en voorwerpen onder door hem te stellen voorwaarden aan de eigenaar terug te geven.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •